Een overlijdensbericht:
Oplettende kinderen hebben gemerkt
dat Sint al jaren niet echt werkt. Hij is
afwezig, komt slecht uit zijn woorden
zag niet hoe Pieten de orde verstoorden.
Hij is zichzelf niet, net zo min als zijn Piet.
Geen wonder, hij kan niet zichzelf zijn.
Waarom? Wie is hij? Hoe kan dat zijn?
Hoor hier het onderliggend verdriet.
Volwassenen weten: de Sint was zeer
oud. En geen mens is onsterfelijk, meneer.
Het onvermijdelijke gebeurde, niet kortbij
maar al vrij lang geleden overleed hij.
De Sint die toen kwam aangevaren, is
een ander. En? Waren er geen bewaren?
Waarom die ander voor lief genomen, hij
die het imago stal is feitelijk een dief.
Ouders wisten zich geen raad, ze vonden
de dood te zwart-wit, ze stonden met monden
vol tanden, wisten niet hoe ze dan het goede
gevoel aan kinderen overdragen konden.
Maar luister eens hier, want hoort
de dood niet bij het leven? Spoort
u wel met de angstbeloning? Zie,
het dier! Stop de schijnvertoning.
U vermaakt een land tot poppenkast
met grijsaard Jan Klaassen en de mijter
vol pietpraat en geslijm – maar kinderen
willen een ware bijter.
Kijk in de spiegel en voel eens aan
uw gebit, vast bent u het dan eens
met mij dat de waardigheid van ’t feest
al jaren is gedragen door een hit.
Zonder paard is er geen feest. Weliswaar
is er zonder voornaamheid gevierd, maar
zo’n feest zonder paard leidt onmiskenbaar
tot misbaar, heidens vertier, echt waar.
Slimme kinderen weten heel goed
dat pieten als kiespijn zijn te missen
en ook Jan Klaassens leugenhoed.
Dus waarom langer blijven gissen?
Paardeklaas kijkt niet op een uur
hij draaft op ieders tong en springt
van wit op zwart, over ieders muur
tijd dat iemand eens voor ‘m zingt.
Van de hak op de tak, van dek naar dak,
zoen op de neus, dan moet hij weer gaan
op de rug een zak, want dat is zijn vak
aan ons ’t genot in z’n schaduw te staan.