Stalfilosoof

Alfredo Berlinghieri loopt door het Italiaanse landschap. Naast hem loopt de gebochelde nar met een mand vol wijnflessen aan de arm. Er klinkt muziek, iets uit Verdi’s opera Rigoletto. De twee zijn onderweg naar de maaiers in het veld om de geboorte van Alfredo’s kleinzoon te vieren. In het veld deelt Alfredo de flessen uit en de maaiers nemen de fles aan, maar drinken doen ze nog niet. Leunend op hun zeis kijken ze naar wat hun voorman Leo Dalco doet.

Leo is de patriarch van de boerenfamilie Dalco, hij is vandaag ook grootvader geworden. Alfredo reikt hem de fles aan en zegt: “Op dezelfde dag geboren, dat moeten we vieren.” Maar Leo neemt de fles niet aan. “Weer een mond te voeden,” zegt hij somber. “Weet je met hoeveel Dalco’s we aan tafel zitten?” Alfredo bekent dat hij de tel is kwijtgeraakt.

Ondertussen wedt Leo de zeis en zegt dat hij de ongelijkheid maar oneerlijk vindt. “De boeren doen al het werk. Wij boeren waren er eerst en toen pas kwamen er landheren.” Alfredo zegt dat dit onzin is, want bij de geboorte is elk mens gelijk. Dan roept hij de maaiers op om hun flessen open te maken en te drinken. De mannen weigeren en de situatie wordt dreigend als Leo vlak voor Alfredo’s voeten het gras begint weg te maaien. Net op tijd zet Alfredo de fles op de grond, precies op de plek waar Leo het gras wilde wegmaaien. Het gebaar wordt door Leo op prijs gesteld. Hij ziet dat Alfredo het meent en dat zijn baas erop gebrand is deze dag met hen te vieren.

“Tegelijk geboren, dat betekent vast iets,” roept Alfredo opgelucht. “Ja, waarschijnlijk dat wij tegelijk sterven,’ antwoordt Leo. Alfredo antwoord spottend: “Crepare, filosofo di letame mucchio!” (Letterlijk vertaald: Crepeer, filosoof van een hoop drek.)

Als de fles geleegd is, vraagt Alfredo aan Leo: “Hoe gaat de jouwe heten?” Leo antwoordt: “Ik noem hem Olmo Dalco.” Alfredo reageert verbaasd. “Olmo? Noem je hem naar een boom?” Zelf noemt hij zijn kleinzoon Alfredo, naar zichzelf.

Namen

Heeft de toekomst een naam? Wie geeft de toekomst een naam? Heeft de toekomst soms meerdere namen? Welke namen zijn dat dan? Deze en andere vragen zijn hoorbaar in de titelmuziek van de film-opera Novecento (1976) van Bernardo Bertolucci (1941-2018).

Bertolucci’s film begint met twee grootvaders die hun kleinzonen een naam geven. Leo geeft het kind een naam omdat de vader van de jongen niet bekend is. Alfredo doet het omdat dit in zijn familie traditie is. Het is 1900 en de twintigste eeuw begint. Twee jongens krijgen hun naam buiten de vaders om. De kleine Alfredo is in de wieg gelegd om het landgoed te beheren. Olmo Dalco is voorbestemd om na Leo de arme boerenfamilie te leiden.

In de openingsscène van de film wordt de toon gezet van de twintigste eeuw die is begonnen. Twee grootvaders klinken op de geboorte van hun kleinzonen. Leo wijst Alfredo op de armoedige leefomstandigheden waarin Olmo zal moeten opgroeien. Alfredo hoort het aan, maar hij weet niet hoe hij Leo’s probleem kan oplossen.

Vertaling

Alfredo’s uitroep: ‘Crepare, filosofo di letame mucchio!’ is ironisch bedoeld. Hij wil er zoiets mee zeggen als: zeur niet over dood gaan. Geniet van het leven als je kunt. En als je niet van leven kunt genieten, ga dan maar op de mestvaalt zitten.

Een mestvaalt, afvalhoop, drekhoop. Dingen die stuk en onbruikbaar zijn, eindigen op de mestvaalt. Een mestvaaltfilosoof is een tobber, iemand die het leven somber inziet, die het leven ziet als iets dat gedoemd is om dood te gaan en weg te rotten.

Ik nam indertijd de film op video op, het was een uitzending van de VPRO. In de ondertiteling van het ‘Crepare, filosofo di letame mucchio’ stond niet de letterlijke vertaling ‘Crepeer, filosoof van een hoop mest.’ Er stond iets anders, namelijk: ‘Crepeer, jij stalfilosoof.’

Dertig jaar lang ging ik er nietsvermoedend vanuit dat ‘stalfilosoof’ een gangbaar Nederlands woord is. Totdat ik het laatst in de van Dale wilde opzoeken omdat ik de herkomst en de exacte betekenis wilde weten. Het woord stond er niet in! Stalfilosoof bestaat helemaal niet!

Ik bestelde snel een dvd want ik wilde het zeker weten. Had ik me indertijd vergist? Had ik het woord stalfilosoof wel echt in de ondertiteling zien staan? De videorecorder had ik allang niet meer en ook de banden had ik weggedaan. De dvd kwam aan met de post. Ik speelde hem af en wat las ik bij de bewuste scene (in de 20e minuut)? ‘Crepeer, jij filosoof van de zwijnenstal.’

Nou ja zeg! Hier nam ik natuurlijk geen genoegen mee. Meteen bestelde ik een andere dvd, want aan iemand die er zomaar een zwijnenstal van maakt, heb ik geen boodschap. Een andere dvd was onderweg en ik hoopte er het beste van. En ja, deze vertaler had voor andere vertalingen gekozen. Echter, bij de bewuste scene las ik in de ondertiteling: ‘Crepeer, filosoof van de koude grond.’ Nou moe! Dit voelde als een ijskoude douche. Wat een kouwe-kak vertaling was dit! Maar hulde, hulde, hulde voor de VPRO-vertaler die eens met zijn blote poten in de talige stront stond. Hij is degene geweest die het woord stalfilosoof schiep. (Helaas heb ik de naam van deze vertaler niet kunnen achterhalen.)

Stalfilosoof dus. Hier nu trekt dit niet-bestaande woord een filosoof uit de shit. En in de stal komt een filosofie tot zichzelf. Het heeft iets van een kerstgebeuren. Tegelijkertijd is de filosoof een buitenstaander, want als zijn naam niet in de van Dale staat, dan moet hij wel een outsider zijn.

Olmo

Wie de film kent, weet dat de oude Alfredo in een stal overlijdt. Op een dag merkt hij dat de wereld is veranderd en dat zijn zoon met de moderne tijd mee gaat. Vader en zoon begrijpen elkaar niet en krijgen ruzie. Alfredo roept dat er een onoverbrugbare kloof bestaat tussen hen. Een ‘oceaan van stront,’ noemt hij het. Het verschil tussen hen is dat Alfredo kon genieten van het landleven, maar zijn zoon heeft er een pesthekel aan. Tijdens de avondmaaltijd (ze eten de kikkers die Olmo ving) zegt de zoon dat hij duizend maal liever het luie stadse leventje van zijn broer Ottavio had geleid. Hij heeft een afkeer van het boerenleven en is niet begaan met degenen die het werk doen. Wel beleeft hij plezier aan het rondrijden op de nieuwe hooimachine die de arbeiders het werk uit handen neemt.

De volgende dag, als het hooi is binnengehaald en de arbeiders fluitspelen en dansen, loopt Alfredo naar de stal en gaat naar binnen. Hij trekt de schoenen uit, loopt op blote voeten door de warme koeienstront, melkt een koe, likt de verse melk van zijn handen en wast zijn gezicht erin. Die avond komt Leo de stal in en ziet dat zijn baas zich heeft verhangen.

Alfredo’s ironisch bedoelde: ‘Crepare, filosofo di letame mucchio,’ blijkt dan voor hemzelf te zijn opgegaan. Hij is die filosoof van een hoop drek. Hij kan niet meer genieten van het leven en hij begrijpt de mensen om hem heen niet meer. Maar hij zeurt niet, hij accepteert de consequenties.

En Leo? Komt zijn voorspelling uit en sterft hij tegelijk met Alfredo? Ja, vrijwel. Enkele dagen later vaagt een zware storm vrijwel de hele oogst weg. De arbeiders moeten de tol betalen, maar ze nemen dat niet en roepen de eerste algemene arbeidersstaking uit.

Het is een bloedhete dag. Leo zit op de grond, met de rug tegen een boom. Olmo zit naast hem en wuift hem koelte toe met een bladertak. Leo zegt: “Kijk goed om je heen, wat zie je?” Olmo vertelt dat hij ziet hoe alle hoge heren uit de omtrek op het land werken om nog iets van de oogst te redden. “Het is belangrijk dat je goed kijkt en deze dag goed onthoudt,” zegt Leo. “Waarom?” Vraag Olmo. “Ik heb 73 jaar moeten wachten om een baas te kunnen zien werken,” zegt Leo. Dan kijkt hij omhoog en zegt: “Er hangt verandering in de lucht.”

De jonge Alfredo komt langs en Olmo maant hem stil te zijn omdat zijn grootvader slaapt. “Slaapt jouw opa met de ogen open?” vraagt Alfredo verbaasd. “Mijn opa kan heel veel, hij heeft Garibaldi gezien,” zegt Olmo. Alfredo beweert dat hij nu socialist is, net als Olmo.

De twee jongens lopen het veld in en laten Leo achter. Leo zit met de rug tegen een olm. Diep in slaap, met zijn ogen wijd open, ziet hij hoe de wereld om hem heen verandert.