
Bertolucci’s film Novecento is een echte kerstfilm. Hij begint niet op 25 december, maar op 25 april 1945, de bevrijdingsdag in Italië. Zingend loopt een partizaan door een paradijselijk Italiaans landschap. Het geweer draagt hij losjes over de schouder, de oorlog is immers voorbij. Maar ineens duikt vanachter het struikgewas een zwarthemd op die de zanger neermaait. De openingsscene van de film refereert aan het oerverhaal van Kaïn die zijn broeder Abel vermoordt en dan op de vlucht slaat.
Novecento vertelt dit oude verhaal van goed en kwaad opnieuw. Bertolucci’s ideale mens is een partizaan die van de communistische overwinning zingt. Maar dan duikt het kwaad op en wordt de idylle met mitrailleurvuur in het verderf gestort.
Op het land zijn vrouwen aan het hooien. Eén van hen staat op de hooiwagen en ziet hoe in de verte het fascisten-echtpaar Attila en Regina de benen neemt. Meteen pakken de vrouwen hun hooivork en rennen achter het tweetal aan. Mannen komen hen te hulp, ze delen geweren uit en roepen: “Voor Stalin! Voor Stalin! Neem de zwarthemden te grazen!”
Leonidas vraagt ook een geweer. Hij krijgt er geen, hij is nog maar een jongen. “Ach toe, geef me er één, geef mij er ook één,” bedelt hij. “Wat ga je doen?” vraag de man die hem toch een geweer geeft. “Ik ga er iemand mee dood schieten,” luidt het antwoord. Leonidas? Was dat niet de naam van de koning van Sparta die bij Thermopylae het leger van de Perzen tegenhield?
De jongen sluipt met z’n geweer het huis in van landheer Alfredo Berlinghieri. Bij de deurmat veegt hij eerst zijn schoenen. Binnen vindt hij Alfredo en houdt hem onder schot. “Vive Stalin,” klinkt het uit de jongensmond. Maar een schot klinkt niet. De landheer afknallen, dat durft hij niet. Alfredo ziet het en glimlacht. Ook hij roept nu: “Vive Stalin.”
Alfredo wordt onder schot gehouden en naar de stal geleid. Tussen de koeien lopend, zegt hij: “Zeg Leonidas, weet je dat mijn grootvader hier in de stal is overleden?” “Noem me geen Leonidas, mijn naam is Olmo!” zegt de jongen. “Weet jij dan wie Olmo was?” “Hij was de dapperste!” “Zo? En hoe denk je dan over je baas?” “Er zijn geen bazen meer!” is het antwoord.
Drukt Leonidas af? We weten het niet want op dat moment begint de film opnieuw. Na de oerscene van de man die zijn broeder vermoordt, en de scene van de vrouwen die een fascist aan hun hooivorken rijgen, en de scene van Leonidas die vraagt om een geweer – de jongen dacht de oorzaak van het kwaad te kennen en wilde er iets aan doen, maar bij de deur veegt hij zijn schoenen en als hij het kwaad in het vizier krijgt, durft hij niet – is er een nieuw begin.
Op zichzelf is dat tweede begin logisch, maar niet vanzelfsprekend. Het is logisch omdat achter alle begin altijd een ander begin schuilt. Het nieuwe begin wordt pas mogelijk doordat Leonidas twijfelt en niet schiet. In principe weerhield niets hem ervan de landheer af te knallen. Het is dankzij de schroom van de jongen dat er een pauze ontstaat, een hiaat: ruimte voor een nieuw begin.
In die ruimte start het verhaal van Olmo. Net als in het Bijbelse scheppingsverhaal kent de film twee beginnen. Het prettige van de ‘Bijbelse’ oplossing van het aanvangsprobleem, is dat het de aandacht afleidt van een filosofisch onoplosbare kwestie, zodat er tenminste wordt begonnen. Genesis 1 is een lied over de vliegende start van hemel en aarde. Op de zesde scheppingsdag verschijnt de mens, nadat eerst de dieren waren gemaakt. In Genesis 2 wordt een paradijsverhaal verteld dat begint met het maaksel mens waarna de dieren komen (en de vrouw). Een dubbel begin dus. De verhalen spreken elkaar zelfs tegen, want was de mens er nu eerst of waren het de dieren? Het Bijbelse begin is een niet-rechtlijnig verhaal over een, zeg maar gerust: krom begin. Maar moet je daar een punt van maken? Ik zou liever zeggen dat krom-zijn in lijn is met de ruimte en de tijd.
Novecento is een kerstfilm omdat het begint in een stal. De stal is een tijdmachine die de kijker terugvoert naar het jaar 1900. Midden in de nacht loopt een dronken nar luidkeels te roepen dat Verdi dood is. Bij het jaar 1900 is te denken aan het sterfjaar van Nietzsche. En aan diens verhaal van de dolle mens die rondbazuint dat God dood is. Niemand luistert naar hem, men is druk met belangrijkere dingen. God is dood? Hahaha! Die detective zagen we nog niet! Wie zou hem hebben vermoord – en hoe? Was het een gepassioneerde moord, of een laffe daad?
Vroeg in de ochtend worden Olmo en Alfredo geboren. Alfredo is de zoon van de landeigenaar. Olmo is een arme boerenzoon. Novecento gaat over vriendschap en verraad, over de opkomst van het socialisme en het fascisme in Europa. Er wordt in de film naar antwoorden gezocht: begint alles met oorlog die in vriendschap eindigt, of is oorlog het einde van wat in vriendschap begon? Wat is vriendschap? Waar eindigt verraad?
Het dubbele begin van de film geeft al aan dat eenduidige antwoorden niet bestaan. Bertolucci doet echter z’n best het socialisme positief te belichten. Dat doet afbreuk aan de film. Het was ook de reden dat zijn film in 1973 in de VS flopte. Een flop die begrijpelijk is, want Amerkanen zijn realisten. Zij snappen intuïtief dat cowboy Leonidas de trekker allang heeft overgehaald en dat er in werkelijkheid nooit een Olmo heeft bestaan. Diens mooie verhaal over vriendschap en socialisme is een verzinsel. Je weet als realist die nu de baas is, dat je deze positie alleen verkreeg door je baas uit de weg te ruimen. Zeker, je proost op de kerstman, zo houd je de schijn op van vredelievendheid – en betuigt respect aan de mythe van die ouwe die in Gods own country niets te vrezen heeft.
Het verhaal dat in Novecento wordt verteld is niet te danken aan realisme, noch aan het socialisme. Dat het überhaupt bestaat, is te danken aan de eerder genoemde religieuze verteltraditie die z’n oorsprong vindt in stalfilosofie.
Stalfilosofie? Zeker! Stalfilosofie is een revolutionaire filosofie die zich rekenschap geeft van het feit dat selectie een oergegeven is. Een filosofie die eraan denkt dat elk begin in beginsel ook anders begonnen had kunnen zijn – zodat de uitkomst van geen enkel verhaal op voorhand vaststaat.
Het is bijvoorbeeld de filosofie van drie Oosterste wijzen die, bij de beroemde pas van Thermopylae aangekomen, een troep oorlogszuchtige boeren tegen het lijf loopt en hen ervan kan overtuigen dat ze die onvruchtbare os en die slome ezel moeten wegdoen uit de stal, zodat er plaats vrij komt voor het paard en de stier.
Het is ook de filosofie die verzint dat moederschap borg staat voor het geheim waarmee alles met alles samenhangt – een geheim dat een moeder zonder blikken of blozen in stand houdt. Dat geheim is ook de sleutel die past op het slot van Novecento, want wie is daar tenslotte de baas?
Het is niet Alfredo die de moed toont voor een aanstormende locomotief op de rails te gaan liggen. Ook niet de bejaarde Olmo die denkt dat hij zijn vader hoort praten als hij tegen een houten telegraafpaal schopt. Het is zijn moeder. Zij weet als enige dat Olmo’s vader Alfredo’s grootvader is. Zelfs Bertolucci kende haar geheim waarschijnlijk niet.