Picasso, zeg maar

.

Het jachtseizoen was geopend. Maar als ik dacht hem in het vizier te hebben, dan was ’t steeds mijn eigen masker, het keek me in de spiegel aan. Onvermijdelijk stel je je dan de vraag: herkent een schaap de wolf in schaapskleren, of is het een wolf die zijn verklede soortgenoot herkent? Picasso proberen te begrijpen, is verslavend. Critici van zijn werk beamen dit. Wie zich in zijn kunst verdiept, komt er niet gauw van los. Dit is al mijn 6e stuk over hem en er staan er nog 2 in de steigers. Wat maakt het willen ontmaskeren zo verslavend? Het is denk ik mijn jachtinstinct dat de krachtmeting inschat en snuffelend sporen zoekt in de Picasso-mythe. Of misschien ben ik de zoveelste stier in de arena en jaag ik op een rode doek waarachter niets zit?

Aanvankelijk wilde ik weten waarom Picasso het paard zo afbeult. En nu dwaal ik in het labyrintische oog van zijn stier. Het begon zo romantisch. Met het schilderij Badende paarden liet hij de blauwe periode achter zich. Een jaar later toont hij zijn vrienden Les Demoiselles d’ Avignon en ze weten niet wat ze zien. Het is alsof uit ’t blauw een dolle stier door een etalageruit dendert. Glasscherven vliegen in het rond, de dames in de kledingzaak schrikken zich rot.

.

Links: fragment Guernica 1937; Rechts: fragment Les Demoiselles d’ Avignon 1907

Nek-aan-nek race

Les Demoiselles ontstaat tijdens een nek-aan-nek race met Matisse (zie: Kunst is Oorlog). Matisse was de leidende figuur binnen de fauvisten (= de beesten). Le Bonheur de Vivre (Levensvreugde) was zijn visioen van de liefde. De kleuren bepalen het perspectief, het kleurcontrast verschaft levendigheid zonder verstoring van de beoogde harmonie. Picasso draait die harmonie de nek om. Zijn Les Demoiselles is een frontale aanval op het streven van Matisse. De stier dendert ook eigenlijk niet door een kledingzaak maar door de pui van een bordeel. De prostituees kijken het beest ontstemd na. De boodschap? Visioenen zijn bedrog. Er is geen kunst zonder pornografie, de waarheid is een hoerenkast.

.

Henri Matisse, Le Bonheur de vivre (Levensgeluk) 1906

Matisse is achtenderdertig en Picasso zesentwintig. De eerste idealiseert het gevoel en mist Picasso’s tekentalent. Picasso zet voortdurend dingen op scherp en mist de onbevangen warmte van het fauvisme. Twee aartsrivalen zijn het. Er is over hun controverse een schitterende documentaire gemaakt. Sebastian Smee (De kunst van de rivaliteit, 2016) vertelt dat het de kunstverzamelaar Gertrude Stein was die de tegenstelling aanwakkerde. Zij sprak van twee kampen: de Picassoïsten en de Matisseïsten.

Schilderijen uitruil

In 1907 zit Picasso in de put. Hij had obsessief gewerkt aan Les Demoiselles waarmee hij Matisse dacht te verslaan. Niemand ziet echter iets positiefs in het schilderij. En zijn vriendin Fernande trekt haar conclusies en verlaat hem definitief, nadat eerst de 12-jarige pleegdochter Raymonde, die ze hadden aangenomen, is teruggebracht naar het weeshuis omdat hij zijn handen niet thuis kon houden. Enkele jaren eerder had ze Picasso verteld dat ze geen kinderen kon krijgen en uit woede en frustratie had hij wraak genomen door vrouwen te schilderen die hun kind de borst geven.

In de nazomer wordt een schilderijen ruil georganiseerd. Matisse bezoekt het Bateau Lavoir en brengt voor Picasso een werk mee, het schilderij van zijn dochter Marguerite. Waarom Picasso dit werk koos? ‘Ik vond het op dat moment een bepalend werk en dat vind ik nog steeds,’ zegt hij aan het einde van zijn leven.

Er zijn andere verklaringen in omloop. Hij zou het schilderij gekozen hebben omdat hij zijn adoptiekind had afgestaan en afgunstig was op Matisse die zeer veel van zijn dochter hield. Of het was omdat Marguerite haar leven te danken had aan haar vader die haar had gered toen ze bijna stikte; hij stak een pen in haar luchtpijp – waarna ze altijd een band om haar hals droeg om het litteken te verbergen. Picasso had vroeger zijn zusje Conchita niet kunnen redden. Zijn gebeden waren niet verhoord. Kortom, we zullen nooit precies weten waarom Picasso dit schilderij koos.

.

Henri Matisse, Marguerite 1907

Tijdens de uitruil lopen de spanningen op. Matisse houdt lange schoolmeesterachtige betogen, zoals gewoonlijk. Hij past helemaal niet in de kwajongenssfeer van het Bateau. Als hij Les Demoiselles ziet, mompelt hij: ‘Een beetje bravoure, ontdekt in het werk van een kunstbroeder, daar weet iedereen wel raad mee.’ Blijkbaar dacht hij dat Picasso de kunst van hem had afgekeken. Hij was namelijk degene die de Afrikaanse kunst had ontdekt, waarna Picasso het ook gebruikte.  

Na afloop blazen de jonge honden stoom af en gaan naar de markt waar ze speelgoedpijlen kopen met zuignapjes waarmee ze op Matisses schilderij schieten. In de stad kalken ze leuzen op de muren: ‘Matisse leidt tot hersenaandoeningen! Matisse is gevaarlijker dan alcohol!’

.

Picasso, Kubistisch portret Kahnweiler 1910

De jaren daarop maakt Picasso furore met het kubisme. In 1913 echter overlijdt zijn vader. Picasso wordt ziek en heeft aanhoudende koorts waarvan hij maar langzaam herstelt. Matisse brengt hem een bezoek en neemt bloemen en sinaasappelen voor hem mee. De strijdbijl wordt begraven, de machtsbalans is inmiddels verschoven ten gunste van Picasso. Na het ziekteherstel gaan de twee samen paardrijden. ‘Picasso houdt van paarden,’ schrijft Matisse aan Gertrude Stein. ’We maken samen ritjes, wat iedereen verbaast.’

Guernica

Dertig jaar na Les Demoiselles schildert Picasso Guernica (1937) met een stier die amandelvormige ogen heeft – dezelfde ogen als die van Les Demoiselles. Geen glasscherven nu, maar een bombardement op onschuldige burgers. Na het failliet van het levensgeluk, gaat nu het geloof aan flarden: het geloof dat het wel goed komt – het geloof in een hemelse vrede, uiteindelijk.

Met de Guernica betreedt de kunstenaar het politieke en religieuze speelveld. Hij heeft in de periode 1907 – 1937 het nodige opgestoken: het surrealisme van de dichter Apollinaire, een filosofie van het kwaad van de filosoof Bataille, en het opportunistische bravoure van Sergej Djagilev, de impresario van opera’s en balletten.

De politieke tegenspeler heet Franco, een fascistische dictator. Deze komt aan de macht dankzij de militaire steun van Hitler en Mussolini, èn met morele steun van de katholieke kerk. Franco heeft vrij spel, hij eigent zich de christelijke symboliek toe voor zijn propaganda. Zijn fascisme pretendeert een kruistocht te zijn tegen communisten en atheïsten. De katholieke kerk legt hem geen strobreed in de weg en moedigt hem zelfs aan. Franco heeft, tot zijn dood in 1975, de touwtjes in handen. Zijn invloed in het katholieke Spanje is ruim 50 jaar na zijn dood, nog altijd aanzienlijk.

.

Picasso, Joie de Vivre (levenslust) 1946

Joie de Vivre

Picasso en Matisse houden contact, ook na de Tweede Wereldoorlog. Picasso schildert in 1946 Joie de Vivre (levenslust). In Parijs heeft hij Françoise Gilot leren kennen en na de bevrijding vertrekken ze naar Zuid-Frankrijk en zij trekt bij hem in. Ze is 25 en hij 65, in leeftijd verschillen ze veertig jaar. Joie de Vivre is een ode op hun liefde. Het schilderij refereert duidelijk aan de Bonheur de Vivre (1906) die Matisse precies veertig jaar daarvoor schilderde. De fluitspeler en de geitjes neemt Picasso over en ook het thema van de dans. Picasso verandert het meer abstracte levensgeluk in een persoonlijke levenslust. Hij schildert het om de periode die achter hem ligt af te sluiten en een nieuwe periode te beginnen.

.

Links: Picasso, detail Joie de Vivre. Rechts: Matisse, details Le Bonheur de Vivre

En toch… waar is de stier nu? Is hij veranderd in een klein onschuldig geitje? Zichzelf heeft hij afgebeeld als centaur, een wezen half mens half paard. Zijn dansende Françoise vertegenwoordigt alle dansende vrouwen van Matisse. De twee geliefden zijn lichtblauwe ‘luchtmensen’ geworden. Matisses vloeiende lijnen komen terug in het gele strand en de intens blauwe zee. Die ene fluit-spelende figuur op de achtergrond, als een bruin-groene boom staat hij daar, zou dat Matisse kunnen zijn?

Joie de vivre is uitbundig. Toch is het intense blauw van de zee ook hard en dreigend. Mij doet het tafereel denken aan de mythe van Theseus. Dankzij Ariadne doodde Theseus de Minotaurus en vond de weg uit het labyrint. Daarna nam hij Ariadne mee en ze voeren samen richting Athene. Ze stopten onderweg op het eiland Naxos en dansten daar. Theseus beloofde alles aan haar wat een getrouwde man en vrouw elkaar beloven. Echter, de volgende dag ging hij in alle vroegte weg en liet haar achter. Later werd ze door de God Dionysos opgehaald en getroost. Nietzsche schreef over Ariadne en Dionysos het nodige. (Meer over Picasso’s vrouwen in een artikel over de vrouwmetafoor bij Nietzsche en Picasso).

Oorlog en vrede

Françoise Gilot vertelt in 1964 over Picasso, nadat ze hem in 1953 had verlaten: ‘Pablo bezat wel acht schilderijen van Matisse, waarvan hij er niet meer dan drie had gekocht. De overige had hij van Matisse gekregen in ruil  voor schilderijen van hemzelf.’ Ze vertelt ook over de vele bezoeken die zij en Pablo brachten aan Matisse en hoe de kunstenaars elkaar uithoorden en uitdaagden. Later zal Picasso zich in haar bijzijn laten ontvallen: ‘Eigenlijk is er alleen Matisse.’

.

Foto Levensboom in kapel Rosaire

Vlak voor zijn dood ontwerpt Matisse het interieur voor de kapel Rosaire in het Franse plaatsje Vence. Voor de ultieme Matisse-ervaring moet je dus naar een kapel toe. Hij kreeg hierover ruzie met Picasso, die vond dat je geen religieus gebouw moest ontwerpen als je niet in god geloofde. Matisse antwoordde hem per brief: ‘Voor zover het mij aangaat, is dit in wezen een kunstwerk. Ik weet niet of ik in God geloof of niet, ik denk eigenlijk dat ik een soort boeddhist ben. Maar het wezenlijke is om jezelf in een staat te brengen die dichtbij die van een gebed is.’

En dat lukt waarschijnlijk elke bezoeker van de kapel; zoals je ook geen christen hoeft te zijn om van Bach in vervoering te raken. Picasso echter ging meteen in de tegenaanval. Hij ontwierp in 1952 zijn eigen ‘kapel’ in Zuid-Frankrijk, namelijk het Picasso-museum te Vallauris. Er zijn daar twee murals te bewonderen met de pretentieuze titels: De oorlog en De vrede. Ik kan van die schilderijen geen brood bakken, maar oordeel zelf.

Duidelijker dan in hun kapels, wordt de tegenstelling niet. Matisse ontwerpt een ruimte waarin je wilt knielen voor het licht. Picasso wil dat het licht knielt voor zijn symboliek. Een symboliek die opdringerig is en waarvan je, in het gunstige geval, in de lach schiet.

.

Picasso, La Guerre 1952

Het kwaad staat als een stiermens met een prikstok op een kar. Hij voert een stelletje schimmige houthakkers, speerwerpers en zwaardvechters aan. Een nobele held (of pechvogel?) staat in zijn eentje klaar om het spook van de oorlog te stoppen. Dat lukt hem vast, want de haveloze paarden (of ezels?) staan erbij alsof ze elk ogenblik de geest zullen geven.   

Het schilderij van de vrede is samengesteld uit verschillende delen, alsof Picasso de scherven van Les Demoiselles heeft willen lijmen. Qua compositie is dit werk interessanter dan dat van De oorlog, maar inhoudelijk is het zoetsappige hocus pocus. De vrouwen in het gras, onder de appeltjes van oranje, doen denken aan de Bonheur van Matisse. De zon is een graankorrel, het symbool van het leven. Links is een kind te zien op de grens van het blauw (zee & lucht) en het zwart (universum). Het heeft een uil op het hoofd en hevelt duivels vanuit een vissenkom in de ruimte over naar een aardse vogelkooi. Goed, alles kan, maar Jeroen Bosch liet zulk gespook ruim 500 jaar geleden al zien en hij deed het fantasievoller. Picasso beeldt zichzelf hier af als een ploegende Pegasus-hengst. Een Pegasus moet vliegen, toch niet ploegen!?

.

Picasso, La Paix 1952

Dit is kunst voor koetjes en kalfjes. Geen wonder dat Françoise er genoeg van kreeg en hem een jaar later verliet. Had Picasso het echt gemeend met de liefde en de vrede, dan had hij met iets beters moeten komen. Hij had stieren moeten laten dansen, niet die geitjes. En hij had de ploeg moeten laten trekken door een stier!   

Is er dan uiteindelijk alleen Matisse? Je zou denken van niet, als je ziet dat er miljoenen worden neergeteld voor een Picasso. En toch… hoeveel echte liefde en vrede zou er in zijn werk te zien zijn geweest als hij zelf eens door de knieën was gegaan in plaats van steeds het licht te willen dwingen. Daarbij had het vast geholpen als hij zich ook eens had verdiept in de mythologie van Noord-Europa, in plaats van alleen in de Zuid-Europese.

De onderstaande foto is van de fontein van Gefjon. Ik maakte de foto in Kopenhagen, het was op een namiddag en de zon scheen haar in het gezicht. Had Picasso zich door de mythe van Gefjon laten inspireren, dan hadden zijn vrede en liefde er beslist geloofwaardiger uitgezien.

.

Kopenhagen, fontein van Gefjon

.