Picasso-opera, scene 4

. Kijk aan, een nieuw gezicht. Welkom in dit gevaarte, maakt u het zich gemakkelijk. U bent de eerste, de anderen zullen zo wel komen. Hoe bevalt de reis u tot dusver? O, u komt niet voor de kathedraal? Ik ook niet. Houdt u trouwens van deze muziek? Weet u, ik twijfel vaak tussen Vivaldi en Bach. Vergeleken bij de vier seizoenen heeft Bach toch vaak iets van een klompendans. Maar zonder Bach geen Ave Maria… de dames in de kathedraal hebben dus een punt met hun Qubits, maar voor het overige hebben ze Hesses Glasperlenspiel te letterlijk genomen. Of ben ik nu oneerbiedig? Vivaldi is van de waterspiegel en de heldere lucht. Met Bach daal je naar de zeebodem af, en ach ja… daar diep ik mijn schepen op en leer ze lopen.   Ik bevind me ten zuiden van het verleden. En u, waar bent u? Wat zegt u? In het inwendige? Heel ad rem. Maar wèlk inwendige?
Lees verder...

Picasso-opera, scene 3

. Ach ja, het jaar 2284 alweer, de tijd vliegt, net wat u zegt. Zeker als je te voet onderweg bent naar Ninevé, de stad waarvan de ruïne, volgens dr. Max, door ISIS tijdens de Jihadistische beeldenstorm in 2014 werd vernietigd. Wat zegt u? Inderdaad, de Nergal en de Mashki poorten moesten eraan geloven. Maar dat was niet het einde van een cultuur die eigenlijk al was vergeten. Nee, op de puinhopen ontstond de huidige staat! De poorten zijn herbouwd en bieden toegang tot de Inanna kathedraal. En daar gaan we nu heen, wij mannen, met het genenpaspoort op zak. Net wat u zegt, een bedevaart. Nu u ongevraagd met ons meewandelt, stel ik ons eerst aan u voor: Voilà, dit is mijn collega Tjepkema en ik ben Hepkema. Privéfilosoof. Aangenaam.  Aangenomen hoor, Hepkema! Sterker nog, als die niets zoekt, maar alles vindt! Weet u, vanochtend beluisterde ik via mijn oor-chip Le Poisson rêveur van Satie. Dat was echt nodig
Lees verder...

Picasso-opera scene 2

. Ergens klinkt het lied van een walvis die vol verlangen onderweg is naar huis. Op zijn rug staan twee reisgenoten die hem al jaren vergezellen. De Twee dragen elk een bolhoed en een lange zwarte regenjas en ze voeren een gesprek, of beter gezegd, ze discussiëren al een eeuwigheid over ware kunst en waar je die aan kunt herkennen. Met opgeheven vinger spreekt de ene, niet om de ander de maat te nemen, maar om hem erop te wijzen dat hij de pointe van wat hij wil zeggen nu bijna te pakken heeft. Geduldig luistert de ander terwijl hij leunt op zijn wandelstok. Zijn geduld is hem niet aangeboren, hij heeft het zich aangeleerd. Of, je zou ook kunnen zeggen dat hij zich al jaren niet meer afvraagt wat er zou gebeuren als de grond onder zijn voeten nu eens plotseling naar de bodem dook. Het Tweetal Er is weinig bekend over het Tweetal en wat we weten, stamt
Lees verder...