Picasso-opera, scene 7

Wat een prachtige ochtend, wat een schitterende zonsopkomst! Het is alsof ik weer thuis ben in Japan. Een gevoel herboren te zijn, net wat u zegt. En wat een verrassing dat u met ons meereist. In de verte zie ik de toren al van de Inanna-kathedraal. U zult niet mee naar binnen gaan, dat weet ik. Bij de deur zullen we afscheid nemen van elkaar. Maar nu wandelen we samen in de ochtendzon. Deze wandeling stemt me hoopvol omdat ik u kan leren kennen, maar tegelijk stemt het me melancholiek. Waarom? Omdat de ontmoeting ook het afscheid nemen in zich bergt. Wat zegt u? De religieuze sfeer van een kathedraal bevalt u niet?

Wel, wat mij betreft had men het gevaarte moskee mogen noemen, of politbureau, Wit Huis, Kremlin, Tai Mahal, of parlement. Kafka-lezers noemen ’t een slot. En liefhebbers van Thomas Mann vinden het een sanatorium. Zelf zie ik het als een gouden paviljoen. Maar het maakt geen verschil, elke benaming is een geplaybackt soort ‘House of the rising sun.’ Men sluit er zijn interesse in op, want zo werkt taal nu eenmaal en je kan er maar beter om lachen. Het zit ‘m niet in de naam, ’t gaat om hoe de inhoud werkt. Genialiteit, daar draait het om. Wat zegt u? Inderdaad, ook om mentaliteit. Weet u, dit is voor mij een belangrijke dag, want stel dat ik niet word gekozen, wat dan? Blijf ik dan de rest van m’n leven een kniesoor die twijfelt aan zichzelf? Nee, ik ben niet bang, want kijk: ga je naar de vrouwen, neem dan de nunchaku mee. Ik kan er ook goed mee pingpongen.

.

Krek zo, Yukio! En wij zijn er ook nog, we laten ons niet kisten door de meiden van ASJTAR. Op ons kan je altijd rekenen.

Met hart en ziel, Hepkema! Allons enfants de la Patrie,
le jour de gloire est arrivé! Als rugdekking, zogezegd.

Mijne heren, met alle respect. Uw rugdekking is niet nodig, de nunchaku was niet letterlijk bedoeld, u hebt de kwestie verkeerd begrepen. Nee, heus, u verstaat mij verkeerd. Uw discours is gesitueerd in het dispositief van de man-taliteit. En het woord genialiteit kan in uw oren slechts klinken als generaliteit.

Zeg Hepkema, ik kan Yukio niet helemaal volgen. Snap jij wat hij bedoelt?

Tjepkema, al sla je me dood. Toch heeft hij vast gelijk, want ik heb hem er nog nooit op betrapt dat hij het ding bij het verkeerde eind had. Kijk eens hier, pak de koffer, we kleden ons om. Ik denk dat we ons moeten aanpassen, anders laten ze ons er straks niet in.

Heel vermoeiend, deze heren. Maar wat doe je er aan? Wat wilde ik u zeggen? Oh ja, de neushoorn op de rotswand gisteravond. Hebt u zich niet aan Ruïz’ prehistorische heisa gestoord? Dat geneuzel in de grot bedoel ik. Oh, u laat zich er liever niet over uit? Nou, ik wel! Ik geloof dat als het aan Ruïz ligt, we weer in berenvellen moeten rondlopen. Ja, ik overdrijf nu, ik weet het, maar u bent het toch met me eens dat hij een klap van de molenwiek heeft gehad? Neem zijn verhaal over die vogel op de rotswand, een volslagen onzinverhaal. Waarom zou een vrouw die vogel hebben geschilderd? Zijn theorie loopt mank, zoals haast alles wat hij zegt. Maar ja, wat wil je in zo’n voertuig? Precies, hij zag de neushoorn over het hoofd! De neushoorn die zich ontlast en de vogel onder schijt, kortom die overal schijt aan heeft. En daarna las hij die brief voor van Dora Maar. Wel mooi voorgelezen, maar het klonk als een whiter shade of pale. Ik kreeg er de kriebels van, die brief bracht de avond in een naargeestige sfeer.

.

Weet u wat het is met Ruïz? Hij is een roemdenker. Hij houdt vast aan een verleden dat hij heeft ontrafeld en dat minder roemvol blijkt dan hij had gehoopt. Als hij niet uitkijkt, raakt hij op drift en wordt hij een doemdenker. Ik heb hem dat gezegd en ook hoe hij kan voorkomen dat hij een fatalist wordt.

Yukio, neem me niet kwalijk dat ik interrumpeer, ik moet iets verduidelijken omtrent het religieuze aspect. Aan het gezicht van onze gast lees ik af dat de naam van de godin hem dwars zit. U kent Inanna niet? De kathedraal is naar haar vernoemd.

Ze is een godin met oude papieren, haar naam klinkt al veelvuldig in Soemerische mythen van zesduizend jaar oud. Ze vertellen dat Inanna zeggenschap had over de menselijke civilisatie, zij stal de kennis van techniek en wetgeving van de god van de wijsheid en ze nam de macht over van de hemelgod. Inanna was de godin van waarheid en rechtvaardigheid, van erotiek en politieke macht. De leeuw en de duif zijn haar dieren. Zij is ook degene die Gilgamesh wilde verleiden en ze stond niet toe dat Enkidu haar uitschold. Voor straf liet ze de hemelstier los en eiste Enkidu’s dood.

ASJTAR-aanhangers stelden in het jaar 2112 haar cultus weer in ere, puur symbolisch uiteraard. En ik moet u zeggen, het is een verademing. De qubit (qb) in combinatie met de Inanna-rituelen blijkt de ultieme manier om de menselijke soort te vormen en overbevolking te voorkomen. Het is een behoud voor de aarde, de natuur knapte op, het klimaat is in balans, vrede, welvaart en intelligentie floreren.

Geen falende rechters meer, geen corrupte politici, geen hokjesgeest of eigenbelang en geen mislukte huwelijken. Rechtspraak, politiek en de geboorte worden efficiënt geregeld door de kwantumcomputer. Dankzij de qb beschikt de mens over algoritmes die hij zelf nooit had kunnen bedenken! Een huwelijk tussen leven en dood! Het samengaan van gevoel en techniek, van dode materie en de levende denkende-en-voelende mens! Zo’n huwelijk is precies waar alle mythologie altijd al van sprak!

Dankjewel Max, voor het blazen op de love-trompet. Persoonlijk spreek ik van disciplineren, niet van vorming, maar dat is een detail. Ik las over Inanna dat zij de erotiek ontdekte toen ze in de onderwereld fruit at dat er groeide. Denk aan Eva die de appel at. En Max, dat ondersteunt jouw kijk op Bataille, dus we schrijven die filosoof niet af, zoals Ruïz doet. In een ander verhaal over Inanna wordt verteld dat ze een echtgenoot moest kiezen en dat ze twijfelde tussen een landbouwer en een herder. Ze kiest de herder omdat deze haar meer voordeel biedt. Schitterend toch, hoe pragmatisch het vrouwenbrein werkt? Duizend jaar later kreeg dat verhaal in de Joodse mythen een andere wending, het veranderde in de moord van Kaïn op Abel. Ja, dat krijg je ervan als je het vrouwenbrein buiten beschouwing laat. Over doemdenken gesproken. En mislukte huwelijken. De wet is nu aangepast, men sluit een huwelijk niet alleen tussen 2, maar ook tussen 3 of 4 personen.

Maar nu terug naar gisteravond. Zegt u eens, wat vond u van de klaagzang van Dora Maar? Oh, het was een aanklacht volgens u? Wel, dat mag zo zijn, maar ik geloof niet alles wat zij schrijft. Mijns inziens verleidde zij de kunstenaar door in de rol van Carmen te kruipen. Vervolgens liet zij die rol varen en wilde ze ‘zichzelf’ zijn. Geen wonder dat de kunstenaar zijn belangstelling toen verloor, hij speelde altijd de rol van matador, dus wie bleef er in deze relatie trouw aan zichzelf? Liefde is een wilde vogel, die zich niet temmen laat. En het is nutteloos dat men hem roept, als hij niet wenst te komen. Kortom, luister naar de ware Carmen!

En kijk eens goed naar Ruïz. Hij is een Don José die zogenaamd Carmens vrijgevochtenheid bewondert, maar eigenlijk verdraagt hij haar vrijheidsdrang niet. Met een bebloed mes staat hij daar bij het dode lichaam van ‘zijn’ Carmen. Om haar te imponeren dwong hij zich in de rol van weldoener en beschermer, maar die rol past hem niet omdat hij maar een simpele ziel is. Hij vraagt teveel van zichzelf, doet zich geweld aan en als dank voor zijn moeite wil hij door Carmen bemind zijn. Maar dat gaat natuurlijk niet, want Carmen voelt dat als chantage, zij wil zijn bescherming niet. Kortom, Ruïz’ passie is niet de vonk die overspringt tussen twee verwante zielen, het is zijn eigen drift, de innerlijke tweestrijd tussen zelfovergave en bezitsdwang.

Ik zei hem dat. En ook dat de brief van Dora Maar geen soelaas biedt. Maar wat denk je? Hij gelooft in dienend leiderschap! Nu vraag ik u! Dat is de spraakverwarring ten top, zulk leiderschap brengt slechts mislukking en teleurstelling. Dus ik zeg: Ruïz, je bent een idealist.’ Eigenlijk bedoelde ik: je bent een fantast. ‘Je bent iemand die z’n ik niet weet in te bedden in een maatschappelijke bedding. Als je niet uitkijkt, word je een fatalist.’ Ik wees hem op zijn vervoersmiddel – dat gedrocht van automobiliteit waarin hij persisteert. Ik zei: ‘Jij eist de ultieme bewegingsvrijheid op voor jezelf, maar dat loopt fout af. Dat opportunisme van jou zal omslaan in panisch doemdenken.’ Ja, zo is het toch Max, dat leert ons de geschiedenis toch?

Ach, Yukio, denk je dat de geschiedenis een voertuig is dat ons ergens brengt? Een soort auto die je ergens naartoe rijdt? De geschiedenis brengt ons nergens en ze leert ons niets. Wij brengen haar juist ergens en zij is het die van ons kan leren. En dat alles dankzij de qb en het tijdperk van het Gynaecoceen! Moet ik dat uitleggen? Twee eeuwen geleden geloofde men dat het Antropoceen was aangebroken, maar dat tijdperk was van korte duur. Na de vloed was de tijd van de Antropos (Grieks: andros = man) voorbij. Het tij bracht ons het Gynaecoceen (Grieks: gynè = vrouw). De Ecowijsheid van het Antropoceen veranderde in de Gynaecologie (= kennis van, voor en door het vrouwelijke). Dat bracht ons de revolutionaire circulariteit waarin het ik door de qb ontdaan is van wellust, wraak en waan. Interesse is thans de 0-graad van de empathie, de opmaat tot ware compassie. Empathie – als evolutionair gevormd affect – is thans de grondslag van de civilisatie.

Zeker, Max. Toch zie ik het net iets anders. Jij schetst onze tijd alsof het een pleziertocht op een moon river is en dat klinkt me te glad in de oren. Het is een kwestie van smaak wellicht, maar smaak is essentieel voor mij. M’n karakter en gevoels-algoritmes zijn minder romantisch, mijn voorkeur gaat uit naar jazz. Ik heb improvisatie en competitie nodig, uiteraard op basis van empathie. Jouw interesse is mij te mager, jij maakt van Inanna’s leeuwin een schootkat. En… empathie kan niet zonder voldoening. Zonder voldoening gebeurt er niks. Voor mij als Zen-adept, ik ga uit van het bodemloze niets van het zelf, moet er aan het begin en aan het einde van het niets wel zoiets als voldoening zijn. Die maakt van elk individu een intervidu, een mede-speler. Voor mij is voldoening de 0-graad van interesse überhaupt.

Dus, Max. In het Gynaecoceen werkt het Ma niet ‘gladjes’, we varen niet op een boot in de maneschijn. Het komt voor dat iemand zich een rivier huilt, vergeet dat niet. Empathie ligt weliswaar aan de basis van de civilisatie, maar ware interesse kan niet slechts een ontologisch tussen-zijn, een 0-graad, een lege plaatsbepaling zijn. Als dat zo was, zou het leven leven een passief ontvankelijk-zijn zijn. Vergeet Inanna’s jachtinstinct niet, haar leeuwinstinct.

Max, ik zie dat je ja-knikt, dus je bent het met me eens. Fijn, dan richt ik me weer tot onze gast. Moet u horen, ik zal u iets vertellen over de leermeesters die me in de vechtkunst inwijdden. Ze leerden mij een verdedigende houding en standvastigheid. Dat was omdat ze niets anders wisten en omdat ze trouw bleven aan een traditie die tien eeuwen eerder onder matrozen was ontstaan. Op een deinend schip moesten ze eerst het evenwicht bewaren om een aanval effectief te kunnen afslaan. Toen ik hun techniek beheerste, ging ik een stap verder. Want ja, waarom zou je met vaste grond onder de voeten niet voor de aanval kiezen? Maar mijn leermeesters wilden dat ik de traditie trouw bleef. Ze werkten me tegen en ik stond er alleen voor. Toch ontwikkelde ik een nieuwe techniek waarmee ik hen de baas werd. De aanvallende dans werd mijn specialiteit. In die dans verlies ik het evenwicht bewust, maar ik vertrouw erop dat ik in een split-second het evenwicht wel weer vind.

.

In mijn dans bestaat een lege ruimte waarin snelheid en standvastigheid elkaar ontmoeten. Dus waarom doemdenken? Maar mijn leermeesters konden niet tegen hun verlies. Ze dachten dat als ik hun traditie liet varen, waarheid nergens meer op te funderen was. Maar de waarheid heeft geen basis nodig. De waar-heid van het bestaan is inter-esse. Letterlijk: er-tussen-zijn. In deze tussen-ruimte gebeurt het, daar vindt ontmoeting plaats. Een ontmoeting die tegelijk een ont-moeten, een niet-moeten is. Het gebeurt of het gebeurt niet. Hoe weet je of het gebeurt? Dat voel je. Wat voel je dan? Dat hangt er vanaf. Het ligt eraan. Het staat te bezien. Het zweeft je voor de geest. Het sluimert in je ziel.

Inter-esse is wat je voelt in de dans. Ik hoor erin hoe interesse de fysieke, sociale en mentale duurzaamheid waarin ik met anderen overweg kan, beluistert. Je kan het ook gewoon zo zeggen: ik hoor hoe het leven naar me luistert. Dat horen is niet een gehoorzaamheid van het leven aan mij, maar het luisteren van mij naar het leven dat luistert.

Mijn leermeesters waren bang dat hun schip zinken zou. Bang voor muiterij, chaos, geweld. Ze wilden het geweld buitensluiten, maar ik zei hen dat hun angst overdreven was en dat ze ‘gevaren’ bedachten. Ze luisterden niet. Waarom niet? Ze keken alleen, ze keken puur fysiek en meenden dat een tegenstelling altijd tot een botsing leidt. Wie niet voor hen was, was tegen. Ik kreeg dus van ze te horen dat ik een verrader was.

En ja, ik ben een piraat, een verrader, ik heb me aan muiterij schuldig gemaakt. So what? Ik ben de verrader van hun angst, hun kleinzieligheid. Hun denken was een be-denken uit zelfverweer. Uit nood bedachten ze dingen om hun angsten te bezweren. Mijn denken is een aan-denken dat ontstaat uit plezier-hebben in het denken zelf. Nee, dat is niet een superioriteitsdenken zoals bij Hegel. Hij dacht dat je in het denken jezelf overstijgen kon. Denk-plezier overstijgt niets, het ontroert. Het voelt alsof mijn ik implodeert en in ‘t denken valt. Dat vallen moet u niet letterlijk nemen, het is geen vallen of een val. Het is te omschrijven als een ‘mezelf ontvallen’ en dat voelt als een vervuld-zijn. Dat gevoel heb ik nodig om met anderen overweg te kunnen en met hen onderweg te kunnen zijn. In het begin wilde ik mijn leermeesters overtuigen. Toen dat niet lukte, lachte ik ze uit en ik voelde plaatsvervangende schaamte. Maar na een tijd was ik het gedoe beu. Ik ging op reis en nu ben ik hier met u en staan we voor de Inanna-kathedraal.

Wat zegt U? U wilt een bewijs zien van waar ik in geloof? Dat kan. Het bewijs bent u. Ik ken u namelijk niet, ik weet uw naam niet eens. En toch reist u al twee dagen mee en wij delen onze gedachten en gevoelens met elkaar. Wij kijken elkaar in de ogen en vertrouwen elkaar. Is dat niet genoeg? Weet u, ik geloof niet zo in het zien van bewijzen. Geloof in elkaar is een ‘denkgeluid’. En er is ritme nodig om op dat geluid te kunnen dansen, een ritme dat aan denken is ontleend. Zonder ritme, denkbeelden, gaat samen dansen niet. En straks, in de kathedraal, zal de ASJTAR-kwantumcomputer laten zien èn horen dat er in de dans te denken valt.

Geen doemdenken dus. Ik gaf Ruïz gister dit advies: ‘Reis naar de bron van de Arno en verbrand je mankelieke vaartuig daar. Laat je dan in een biezen mand meedrijven met de stroom en luister naar de stem van de rivier.’ Ik beloofde dat ik met mijn echtgenote(n) in Florence op hem zal wachten op de Ponte Vecchio. We houden contact.

.

wordt vervolgd

.