Op dinsdag 14 juli neemt de gemeenteraad van ‘s-Hertogenbosch een besluit over de toekomst van een stuk natuur achter het Jeroen Bosch ziekenhuis. Er staan ruim honderd bomen, waaronder tientallen walnoten, kersen, pruimen, appels en perenbomen. De gemeente noemt het een volkstuin, maar in wezen is het een recreatie gebied voor mens en natuur waarin de biodiversiteit een kans krijgt. De gemeente wil daar een parkeergarage bouwen voor meer dan duizend auto’s. De politieke besluitvorming heeft wel iets weg van het schilderij De tuin der lusten van Jheronimus Bosch. Deze schilder leefde 500 jaar geleden, hetgeen de stad in 2016 met een grote tentoonstelling herdenkt. Op dat schilderij kom ik straks terug. Eerst schilder ik de politieke gang van zake. Ik zeg het niet graag luidop en schrijf dus fluisterend dat de plaatselijke politici duimendraaiers zijn die liever bij elkaar op schoot zitten dan daadkrachtig beleid te maken (uitgezonderd Bosch Belang, de SP, de Groenen en GroenLinks). In het afgelopen
Lees verder...
Jeroen Bosch is een liefhebber van duivels, niet van bomen. Hij schildert zijn hellegedrochten op houten panelen, dus enige compassie met de geduldige leveranciers van het hout is dan wel te verwachten. Hij schildert echter voornamelijk holle, dode bomen. Zijn afkeer van bomen doet denken aan de missionaris Bonifatius die zevenhonderd jaar voor hem heilige eiken in Friesland liet kappen om de Germaanse goden te provoceren, wat hem terecht duur kwam te staan. Vanwaar Bosch’ aversie voor bomen en hoe is zijn voorkeur voor duvels te verklaren? Aan jaarringen hechtte hij geen waarde – hij zag niks in een cyclische tijd van zaaien en oogsten, bloeien en afsterven. Hierin verschilt Bosch radicaal met een schilder als Van Gogh die zijn inspiratie wel haalde uit de natuur, denk aan zijn bloeiende appelbomen. Bosch is in de ban van een soort ongeduld, hij forceert met de duivels een opening naar een tijd met een doel. Bosch wil zicht krijgen op een rechtlijnige
Lees verder...
De ogen zijn de spiegel van de ziel, zei Leonardo da Vinci. Hij bedoelde dat de ogen van de ander laten zien of ze jou bevestigen of niet – de ogen zijn dus een spiegel voor de ander die erin kijkt. Anderen menen dat de ogen een venster zijn naar de ziel. Bekend is de mythe van Narcissus die dacht dat hij via het spiegelende vijverwater in zijn ziel kon kijken. Hij boog te diep voorover, viel in het water en verdronk. De moraal van het verhaal ten spijt, moedigen bepaalde psychologen hun cliënten aan om diep in zichzelf te kijken, bijvoorbeeld door voor een spiegel zichzelf in de ogen te kijken. Ik heb in dit zevende deel over Jeroen Bosch, de schilder in de ogen gekeken die 500 jaar geleden overleed. Om begrijpelijke redenen was dat een hels karwei. De ogen van de ziel De filosoof Plato dacht dat de ziel ogen had, en vleugels zelfs. Na de dood zou
Lees verder...
Ik droomde vannacht dat ik Jeroen Bosch was. Niemand begreep mijn schilderijen en dat maakte me woedend. Wakker geworden, wist ik weer dat ik helemaal niet tekenen, laat staan schilderen kan, ik zou nooit Jeroen Bosch kunnen zijn. Vanwaar dan zo’n droom? Omdat zijn werk me intrigeert en Bosch’ ware ik niet bestaat zonder het mijne. Ik probeer hem te begrijpen en dat begrijpen vat ik liefst letterlijk op: als een mentaal gejudo. Met een mooie worp wil ik hem de lucht in – en in een houdgreep krijgen. Een spiegelgevecht is het, waarbij ik voor zijn schilderijen gekke bekken trek. Ik speel een taalspel met schijnbewegingen die minstens zo interessant zijn als de krachtmeting zelf. In het echt had ik Bosch natuurlijk nooit de mat op gekregen. Wel hadden we een boom kunnen opzetten over Jacobs worsteling te Pniël en we hadden vast gelachen om moeder Rebecca die, via haar zoon, haar blinde man Izaäk voor het lapje hield.
Lees verder...
Iemand houdt van de lente, of krijgt last van een voorjaarsdepressie. Ik neigde zelf tot het laatste. Een warme voorjaarsdag gaf me dikwijls valse hoop, de lente vond ik een verraderlijk jaargetijde. Maar sinds ik eigenaar ben van een volkstuin, zit ik jaarlijks op mijn knieën naar de grond te turen om te zien of de tuinbonen en kapucijners al doorbreken. Ze kunnen goed tegen de nachtvorst. Een week sneeuw in maart deert ze niet. De plantenbakken op mijn balkon vul ik vroeg in maart met viooltjes. Zij kunnen ook goed tegen de vorst, in tegenstelling tot de hanggeraniums die ik pas in juni plant. Of Jeroen Bosch ooit knielde op een bed violen, waag ik te betwijfelen. Volgens mij hield hij niet van bloemen, hij schildert ze nergens, behalve in De tuin der lusten – als symbolen van schone schijn en obsceniteit. Mogelijk was zijn reactie op de lente net als die van O. Den Beste (Wim de Bie).
Lees verder...
Het verschil tussen natuur en cultuur is het centrale thema in de schilderkunst van Jeroen Bosch. Natuur enerzijds: het instinctmatige, collectieve, en de cyclus van geboorte- leven- dood – en cultuur anderzijds: het individuele, verstandelijke, rechtlijnige – staan bij Bosch in contrast, waarbij hij duidelijk partij kiest voor het ‘cultuurlijke’. De natuur vindt hij verdacht: het zit vol onzuivere verleidelijkheden die de mens afhouden van het goede. De verhouding tussen goed en kwaad speelt de hoofdrol en maakt dat zijn schilderijen een sprookjesachtige sfeer hebben. Het sprookjesachtige bij Bosch is verontrustend en appelleert aan het gezonde verstand. Bosch provoceert en hij zet je aan het denken. Het ‘oogstrelende’ staat in dienste van de achterliggende bedoeling die de kijker moet zien te raden. Die bedoeling heeft steevast te maken met de verhouding tussen natuur en cultuur. Deze verhouding was in zijn tijd net zo verontrustend als nu, al dacht de 15e eeuwer deze wel heel anders dan de 21e eeuwer nu.
Lees verder...
In welke stemming verkeerde Jeroen Bosch bij het schilderen van de Tuin der lusten? De volgende muziek heb ik in gedachten als ik me indenk met welke concentratie hij schilderde. Ik zet het graag aan als achtergrondmuziek als ik me in het schilderij verdiep. Overigens kan hij zelf deze muziek niet hebben gehoord, omdat er in zijn tijd nog geen piano bestond. Wel waren er kerkklokken. Ze werden gegoten voor de toren van de toen in aanbouw zijnde Sint Jan. Het gieten van klokken was een hels karwij en moest, wegens de soms duizenden kilo’s wegende gevaarten, ter plekke gebeuren. Op een keer vloog bijna het kerkorgel in brand. De muziek in de tijd van Bosch, klonk bijvoorbeeld zo. In 2009 maakte Camera Trajectina op teksten van Gerrit Komrij een voorstelling naar aanleiding van het schilderij de Zeven Zonden (dat op grond van dendrochronologische datering echter niet van Bosch kan zijn). Wat beweegt iemand om mensen te schilderen die zich, van
Lees verder...
Het schilderij van Bosch dat ik onlangs op het internet tegenkwam, kende ik al. De eerste keer dat ik het zag, dertig jaar geleden, was toen ik met een kameraad aan het winkelen was in Hoog Catharijne. Ik zag de poster in een etalage liggen en wist meteen: die wil ik. Eigenlijk had ik het schilderij jaren daarvoor al eens gezien in een aflevering van de tv-jeugdserie Floris, waarin het schilderij uit de handen van Grutte Pier wordt gered. De poster verhuisde mee, van de ene naar de andere studentenkamer, totdat hij tenslotte in de prullenbak belandde omdat ik mijn vertrouwen in de schilder verloren had. Tijdens mijn studie las ik de filosoof Nietzsche en daarna had ik geen vertrouwen meer in religieuze kunst. Zijn filosofische analyse leidde er toe dat ik geen idee had hoe er van de christelijke traditie iets goeds te maken was. Ik studeerde nota bene theologie, een studie waar ik uit interesse aan was begonnen,
Lees verder...
De betekenis van de ziel lijkt in het maatschappelijk debat te zijn verdwenen. Het woord bestaat nog wel in de taal, maar waart erin rond als een spook. Sporadisch doet een politicus wel eens een poging om te bezielen, maar succesvol is dat niet, zo sloeg voormalig premier Balkenende eens een raar figuur toen hij Nederlanders opriep tot een VOC-mentaliteit. In die tijd verscheen ook het essay Adel van de Geest (2009) van Rob Riemen die waarschuwde dat in een gepolitiseerde wereld moralisten de dienst uitmaken ten koste van de vrijheid van de cultuur. Hij riep in zijn boek de lezers op zich om hun ziel te bekommeren. Zijn oproep kwam echter zelf eerder moraliserend dan bezielend over. Wel bracht hij voor het voetlicht dat er in het huidige maatschappelijk bestel weinig animo of ontvankelijkheid is voor een adel van de geest. Toen kwam cultuurfilosoof Peter Sloterdijk op een zondagochtend op bezoek in het boekenprogramma van Wim Brands. Sloterdijk werd
Lees verder...