. . Maria houdt haar dode kerstkind in de armen. Zij is de Piëta van Michelangelo geworden, Kerst en Pasen vinden gelijktijdig plaats in Picasso’s stal. De schilder speelt met de tijd: het gelijktijdige is een vormkenmerk van het kubisme waarin meerdere gezichtspunten op hetzelfde moment samenkomen. Tijd is niet langer een lineair perspectief met begin en eind, maar een intense ervaring waarin einde en begin samenkomen. Zo wordt de stal een gebombardeerde kerk, de os wordt stier en het onderscheid tussen hemel en hel is weggevallen. De amandelvormige ogen van de stier zijn ontleend aan de Byzantijnse fresco’s van de San Clementekerk in Tahull. Tenminste, volgens Gijs van Hensbergen in zijn bijzondere boek ‘Guernica, Biografie van een icoon van de twintigste eeuw’ (2005). Picasso bezocht het Spaanse bergdorp in 1936 met Dora Maar, een jaar voordat hij de Guernica schilderde. In Tahull zag hij de majestueuze Christus Alleenheerser die omringd is door engelen. Onder de christusfiguur bevinden zich de heilige maagd en
Lees verder...
Wie goed naar de hoge toren kijkt, ziet Arnon Grunberg tussen de kantelen staan blazen. Waarom hij dat doet? Hij wil dat ruiterstandbeeld omver blazen. Waar gaat dit over? Een artikel van Arnon Grunberg over Heidegger, techniek en paarden! Ik las het in de wachtkamer van de tandarts (in een oude Volkskrant onder een stapel tijdschriften), getiteld: ‘Techniek gaat haar gang.’ Mijn interesse was gewekt. Grunberg recenseerde Heideggers ‘Vraag naar de techniek,’ een vertaling uit het Duits van Marc Wildschut (2014). Ook besprak hij Gerard Vissers commentaar op Heideggers vraag naar de techniek. Veelbelovend steekt Grunberg van wal: “Over haar leermeester en geliefde, Martin Heidegger, zei Hannah Arendt dat zijn naam als een gerucht door Duitsland reisde en ‘dat gerucht zei het heel eenvoudig: het denken is weer levend geworden’. Ook andere studenten van Heidegger getuigden van de magische uitwerking die zijn colleges op hen hadden. Misschien heeft alle ware kennisoverdracht een magische en ook erotiserende component.” Beteugeling Hoezo misschien? dacht
Lees verder...
Paarden, of ik daar niet eens iets over wilde schrijven, vroeg ze me. Ik schudde het hoofd, want ik heb niks met paarden. Ze zijn me te groot, ik vind ze eng. Onnozel ook, omdat (als ik paard was) ik me niet liet commanderen door iemand die niet op zijn eigen benen wil staan. Mij is de ezel liever vanwege zijn koppige karakter. Paarden zijn slaafs. Rudy Kousbroek (1929-2010) zegt het in Opgespoorde wonderen (2010) zo: ‘Zo wordt de wanhoop vertegenwoordigd door het paard, maar de humor, de weerstand en de opstandigheid door de ezel. Daarom is dit het dier dat wij de grootste dankbaarheid zijn verschuldigd.’ Liever de ezel dus. De ezel-humor is ook te vinden in de oude Joodse literatuur (Bijbel). Het paard wordt er met gezond wantrouwen bejegend, maar de ezel geniet het volle vertrouwen. Dat was omdat het paard een statussymbool was en omdat paarden nodig waren in een oorlog. In Psalm 32:9 staat te lezen:
Lees verder...
Paul Celan, pseudoniem voor Paul Antschel (1920-1970) wordt gerekend tot de belangrijkste dichters van de tweede helft van de twintigste eeuw. Zijn gedichten zijn vaak moeilijk te doorgronden, hij verwerkte er zijn ervaringen in van de Holocaust. Een beroemde zin uit het gedicht Todesfuge luidt: ‘Der Tot ist ein Meister aus Deutschland.’ In dat gedicht herdenkt hij zijn moeder die in een kamp werd vermoord. Celan heeft eens gezegd dat het gedicht bedoeld was als een graf voor haar. Er zijn interpretatoren die Celans oeuvre beschouwen als ‘herdenkingspoëzie’. Zijn gedichten zouden uitsluitend gaan over het drama van de moord op miljoenen joden. Maar als poëzie enkel een middel is om terug te kijken, is het dan niet zijn ziel kwijt? Onderstaand fragment komt uit de bundel Atemwende (Ademkeer) uit 1967. De vertaling is van Ton Naaijkens (2003). IN DEN FLÜSSEN nördlich der Zukunft werf ich das Netz aus, das du zögernd beschwerst mit von Steinen geschriebenen Schatten. IN
Lees verder...
Tijdens een kanotocht over het Paterswoldsemeer had ik m’n schoenen uitgedaan en op de punt van de boot gezet. De week daarop schreef ik er een gedicht over. Toen wist ik niet dat mijn schoenen sprekend leken op het paar dat Van Gogh eens schilderde. Nu weet ik dat wel. En ook dat de filosoof Heidegger iets over die schoenen zegt in De oorsprong van het kunstwerk, een college uit 1936. Aan de hand van dat schilderij legt hij uit wat ware kunst is. Sinds ik dat werk las, kijk ik met andere ogen naar kunstwerken. Ik schreef toen dit gedicht. De wil tot waarheid Vanwaar de drive van Heidegger (1889-1976) om te zoeken naar zoiets als ‘de waarheid’ (van de kunst)? Wat bewoog hem en hoezo dacht hij dit voor anderen te kunnen bepalen? Rüdiger Safranski beschrijft in Heidegger en zijn Tijd over de weg die H bewandelde. Het startpunt is de Eerste Wereldoorlog. Na die oorlog staat de
Lees verder...
De wereld wereldt en het menst in de mens Had Marjan Teeuwen haar Verwoest Huis op Noord 300 jaar geleden gemaakt, dan was ze waarschijnlijk als heks op een kerkplein verbrand. Een huisvrouw die haar huis zo toetakelt, moest wel van de duvel bezeten zijn. En 200 jaar terug in de tijd, na de Slag bij Waterloo, had het symbool gestaan voor de ruïne van het adellijke Europa. En 100 jaar geleden was het gezien als huis dat in de frontlinie had gestaan tijdens de Eerste Wereldoorlog, de grote oorlog waarvan iedereen dacht dat het de allerlaatste was. Tijdens een oudejaarsavond maakten we kennis. Zo’n laatste avond van het jaar stemt tot nadenken en het kwam tot gesprekken over de tijd waarin we leven en over de verwoestende consumptiemaatschappij. Er werd ook gelachen en we gingen als vrienden het nieuwe jaar in. Ik bezocht dat jaar het project dat ze onder handen had. Een compleet huizenblok werd uitgebroken en deels weer
Lees verder...