Lilith

Lilith is de naam die Lucebert verzon voor zijn muze. Andere schrijvers en dichters gingen hem voor. Hölderlin (1770-1843) noemde zijn muze Diotima. Paul van Ostaijen (1896-1928) schreef een lofdicht op de filmster Asta Nielsen. Nabokov (1899-1977) schreef zijn roman Lolita – waarvan wordt beweerd dat hij de naam oppikte uit de krant toen hij de uitslagen van de paardenraces las, omdat een beroemd renpaard zo heette. Anderen menen dat Lolita een verwijzing is naar het lied ‘Die fesche Lola,’ uit de film Der Blaue Engel (1930), waarin Marlene Dietrich (1901-1992) de hoofdrol speelde. Lucebert, het kan niet anders, dacht bij Lilith ook aan het lied Lili Marleen, gezongen door Marlene Dietrich. Zij zong het in de oorlogsjaren zowel in het Duits als in het Engels. Het lied was populair bij soldaten aan beide fronten. Het lied gaat over een soldaat die hoopt zijn geliefde te zullen zoenen in het licht van een straatlantaarn. In het licht van de lantaarn worden de schaduwen
Lees verder...

Zielig of bezield – Bosch’ ware ik (6)

Ik droomde vannacht dat ik Jeroen Bosch was. Niemand begreep mijn schilderijen en dat maakte me woedend. Wakker geworden, wist ik weer dat ik helemaal niet tekenen, laat staan schilderen kan, ik zou nooit Jeroen Bosch kunnen zijn. Vanwaar dan zo’n droom? Omdat zijn werk me intrigeert en Bosch’ ware ik niet bestaat zonder het mijne. Ik probeer hem te begrijpen en dat begrijpen vat ik liefst letterlijk op: als een mentaal gejudo. Met een mooie worp wil ik hem de lucht in – en in een houdgreep krijgen. Een spiegelgevecht is het, waarbij ik voor zijn schilderijen gekke bekken trek. Ik speel een taalspel met schijnbewegingen die minstens zo interessant zijn als de krachtmeting zelf. In het echt had ik Bosch natuurlijk nooit de mat op gekregen. Wel hadden we een boom kunnen opzetten over Jacobs worsteling te Pniël en we hadden vast gelachen om moeder Rebecca die, via haar zoon, haar blinde man Izaäk voor het lapje hield.
Lees verder...

Waarheid in een schoen

Tijdens een kanotocht over het Paterswoldsemeer had ik m’n schoenen uitgedaan en op de punt van de boot gezet. De week daarop schreef ik er een gedicht over. Toen wist ik niet dat mijn schoenen sprekend leken op het paar dat Van Gogh eens schilderde. Nu weet ik dat wel. En ook dat de filosoof Heidegger iets over die schoenen zegt in De oorsprong van het kunstwerk, een college uit 1936. Aan de hand van dat schilderij legt hij uit wat ware kunst is. Sinds ik dat werk las, kijk ik met andere ogen naar kunstwerken. Ik schreef toen dit gedicht. De wil tot waarheid Vanwaar de drive van Heidegger (1889-1976) om te zoeken naar zoiets als ‘de waarheid’ (van de kunst)? Wat bewoog hem en hoezo dacht hij dit voor anderen te kunnen bepalen? Rüdiger Safranski beschrijft in Heidegger en zijn Tijd over de weg die H bewandelde. Het startpunt is de Eerste Wereldoorlog. Na die oorlog staat de
Lees verder...