. Onze Tweede Kamer stemt vandaag over het lot van 500 kinderen. Ik vind het een spannende avond, want deze kinderen doen me denken aan onze Nachtwacht en de bevrijding van het Spaanse juk: het begin van Nederland! Hadden we die oorlog toen niet gewonnen, dan spraken we nu Spaans en had ik Picasso’s poëzie nu zonder Engelse vertaling kunnen lezen. Maar ach, de Nachtwacht van Rembrandt, die hadden we dan vast niet gehad… Laat ik bij het begin beginnen: De Guernica wordt in 1957 door museumdirecteur Willem Sandberg de ‘Nachtwacht van de twintigste eeuw’ genoemd. Niet onterecht, want ondanks een kloof van 300 jaar zijn er overeenkomsten tussen Rembrandt (1606 – 1669) en Picasso (1889 – 1973). Ze maakten beiden zelfportretten en hielden zichzelf dus de spiegel voor. Picasso vond de schilderkunst opnieuw uit. Dat moest, omdat nu de fotografie bestond, een groot verschil met de tijd van Rembrandt. Daarbij kwam nog eens dat de laatste onbevangen gebruik maakte
Lees verder...
Paarden, of ik daar niet eens iets over wilde schrijven, vroeg ze me. Ik schudde het hoofd, want ik heb niks met paarden. Ze zijn me te groot, ik vind ze eng. Onnozel ook, omdat (als ik paard was) ik me niet liet commanderen door iemand die niet op zijn eigen benen wil staan. Mij is de ezel liever vanwege zijn koppige karakter. Paarden zijn slaafs. Rudy Kousbroek (1929-2010) zegt het in Opgespoorde wonderen (2010) zo: ‘Zo wordt de wanhoop vertegenwoordigd door het paard, maar de humor, de weerstand en de opstandigheid door de ezel. Daarom is dit het dier dat wij de grootste dankbaarheid zijn verschuldigd.’ Liever de ezel dus. De ezel-humor is ook te vinden in de oude Joodse literatuur (Bijbel). Het paard wordt er met gezond wantrouwen bejegend, maar de ezel geniet het volle vertrouwen. Dat was omdat het paard een statussymbool was en omdat paarden nodig waren in een oorlog. In Psalm 32:9 staat te lezen:
Lees verder...
Iemand houdt van de lente, of krijgt last van een voorjaarsdepressie. Ik neigde zelf tot het laatste. Een warme voorjaarsdag gaf me dikwijls valse hoop, de lente vond ik een verraderlijk jaargetijde. Maar sinds ik eigenaar ben van een volkstuin, zit ik jaarlijks op mijn knieën naar de grond te turen om te zien of de tuinbonen en kapucijners al doorbreken. Ze kunnen goed tegen de nachtvorst. Een week sneeuw in maart deert ze niet. De plantenbakken op mijn balkon vul ik vroeg in maart met viooltjes. Zij kunnen ook goed tegen de vorst, in tegenstelling tot de hanggeraniums die ik pas in juni plant. Of Jeroen Bosch ooit knielde op een bed violen, waag ik te betwijfelen. Volgens mij hield hij niet van bloemen, hij schildert ze nergens, behalve in De tuin der lusten – als symbolen van schone schijn en obsceniteit. Mogelijk was zijn reactie op de lente net als die van O. Den Beste (Wim de Bie).
Lees verder...